hoed
Wat mij interesseert
Beelden en verhalen van ver en dichtbij

glauberg_bataven

De Glauberg bij het museum Keltenwelt am Glauberg. Aan de voet van de heuvel de graven.



Romeinse bevolkingspolitiek en Keltische Bataven


De Bataven maakten deel uit van de stam van de Chatten, zo bericht Tacitus ons.


Tacitus noemt 'Mattium' als hoofdstad van de Chatten. Onduidelijk is waar dat ligt maar men zoekt de locatie in het noorden van de Duitse deelstaat Hessen en in de nabijheid van de rivier Adrana/Eder, ook door Tacitus genoemd.
Taalkundigen zijn het er over eens dat de naam van Hessen is afgeleid van het woord Chatten.

De herkomst van de Chatten is in nevelen gehuld. In Hessen ligt een aantal vindplaatsen uit de Keltische tijd. De rijke grafheuvels aan de rand van de Glauberg getuigen van Keltische hoogcultuur omstreeks -400. De Glauberg lijkt het centrum te zijn van de hier gevestigde Kelten.

Of de door de Romeinen genoemde Chatten nazaten zijn van Kelten is niet duidelijk. Het kan zijn dat een Germaanse stam de plaats heeft ingenomen van de oorspronkelijke bewoners. Deze aanname is gebaseerd op de veronderstelling dat de Germanen vanuit Scandinavië naar het zuiden zijn getrokken en de Kelten hebben verdrongen.

Het kan ook zijn dat de Kelten zijn gebleven maar Germanen zijn geworden, in die zin dat zij Germaans zijn gaan spreken. Een indirecte aanwijzing geven de Bataven. Hun cultuur is nog Keltisch, dat blijkt uit archeologische vondsten in hun nieuwe woongebied, maar hun taal schuift mogelijk op naar het Germaans of is al Germaans. Taalkundigen herkennen bij de Bataven woordsamenstellingen die op Keltisch en Germaans teruggaan.

Uit het bericht van Tacitus kun je opmaken dat de Bataven zich hebben afgescheiden vóór de Romeinen hun aanvallen op Germanië opstartten, in het jaar -12.

Een vete binnen de stam zou de aanleiding geweest kunnen zijn voor de afscheiding. Keltische (en Germaanse) stammen worden meestal geleid door de belangrijkste families. Bij onenigheid kan een afsplitsing de oplossing bieden. Bij eenhoofdige leiding is het meestal de een of de ander.

De Romeinen hebben een actieve rol in migraties. Enkele stammen worden in dit kader in de klassieke bronnen genoemd, de Bataven overigens niet. Maar het beeld is, dat er flink wat is geschoven. Strabo meldt bij een beschrijving van de Germaanse stammen langs de Rijn dat 'sommige zijn verplaatst door de Romeinen naar Keltica en dat andere stammen zich in de binnenlanden hebben teruggetrokken. [Strabo, Geographika 7, 3] Keltica is de naam die Strabo gebruikt voor Gallië.

Soms hadden stammen zelf de behoefte om nieuwe levensruimte te zoeken, soms kwam plek vacant. Bijvoorbeeld die van de Eburonen in delen van België en Noord-Frankrijk. De aanleiding: tijdens de Gallische oorlog vernietigen de Eburonen een legioen en vijf cohorten wat tot wraakacties van Caesar leidt. Een groot deel van de stam wordt uitgemoord. Het vacante landschap, zo blijkt later, wordt ingenomen door Ubiërs en Bataven.

De verhuizing van de Ubiërs blijkt uit Romeinse bronnen.

Uit Caesars Bello Gallico blijkt dat de Ubiërs in -55, als de Gallische oorlog het derde jaar ingaat, als eerste stam op de oostoever van de Rijn een bondgenootschap voorstellen. Ze hebben veel te lijden van de Germaanse Sueven en roepen de Romeinen te hulp. Caesar is al van plan om aan de andere kant van de Rijn zijn spierballen te laten zien, omdat stammen met vijandige bedoelingen te makkelijk de Rijn oversteken. Om de rivier te kunnen passeren bieden de Ubiërs hun boten en vlotten aan. Het bondgenootschap wordt geaccepteerd maar de transportmiddelen vindt Caesar niet veilig en beneden zijn waardigheid. Hij bouwt liever een brug over de Rijn. [Caesar. De Bello Gallico 4, 17] In -53 legt hij een tweede brug aan.

Na Caesar krijgt dit een vervolg. Dan breekt de periode Octavianus/Augustus aan en in het jaar -39 krijgen de Ubiërs toestemming van Agrippa (vertrouweling van Octavianus) zich op de westelijke oever (op en nabij de locatie van het huidige Keulen) te vestigen.

Tegelijkertijd wijst Agrippa (volgens een bericht van Cassius Dio) het door de Ubiërs verlaten gebied toe aan de Chatten. Ook Agrippa bouwt een brug, waarschijnlijk om dezelfde redenen als Caesar.
De Romeinen hebben met de Chatten een bufferzone tegen de gevaarlijke Sueven en de Chatten mogen vertrouwen op de hulp van de Romeinen als dat nodig is. De boodschap van de brug is duidelijk: als het nodig is Romeinse belangen te beschermen steken we over.

Het bestaan van zo'n bondgenootschap tussen Romeinen en Chatten wordt ondersteund door de mededeling van Dio dat in het jaar -12 de Sugambren tegen de Chatten vechten, omdat zij niet willen deelnemen aan een coalitie tegen de Romeinen.
Het jaar daarop veranderen de Chatten van gedachten. Ze verlaten het gebied dat ze hebben toegewezen gekregen van de Romeinen en spannen samen met de Sugambriërs, aldus Dio. Ook daarna blijven de Chatten tegenstanders van de Romeinen.

De Bataven blijven wel trouw (behalve tijdens de Bataafse opstand). Hun komst naar Nederland en hun relatie met de Chatten blijkt uit opgravingen en de mogelijkheid om de vindplaatsen te dateren.

Bij het baggeren in het stroomgebied van Maas en Waal, tussen Rossum en Lith, zijn bronzen armbanden, fibulae, ijzeren slagzwaarden met een greep (die uit schijfjes is opgebouwd) en zilveren Keltische munten (met name triquetrum-munten van de Lith-groep) gevonden uit de -1e eerste eeuw. Het grote aantal munten en het feit dat de gevonden materialen in dit gebied anders van aard zijn ten opzichte van oudere vondsten op deze locatie, lijkt er op te wijzen dat zich hier tussen - 50 en -35 nieuwe inwoners hebben gevestigd. De voorlopers van de triquetrum-munten zijn alleen te vinden in Hessen, het gebied van de Chatten. Dat leidt dan tot de voorzichtige conclusie dat hier de aanwezigheid van de Bataven in Nederland is begonnen. [Nederland in de prehistorie p. 615. Roymans/Van Der Sanden, 1980]

Munten zijn een belangrijk gegeven in de discussie Germaans versus Keltisch. Germanen zijn pas later geld gaan gebruiken. Tacitus in de Germania: "Nu hebben wij hen ook geleerd geld in ontvangst te nemen." [Tacitus, Germania 2, 15]

Munten zijn onderdeel van de Keltische cultuur. Dit en de andere vondsten geven aan dat de Chatten en de Bataven waarschijnlijk een Keltische herkomst hebben. Ze zijn later een Germaanse taal gaan spreken.